• ach·ter·zet
enkelvoud meervoud
naamwoord achterzet achterzetten
verkleinwoord

de achterzetm

  1. bal die vanaf de achterlijn in achterwaartse richting voor het doel wordt gebracht
vervoeging van
achterzetten

achterzet

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achterzetten
    • ... dat ik achterzet. 
  2. (in een bijzin) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achterzetten
    • ... dat jij achterzet. 
  3. (in een bijzin) derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van achterzetten
    • ... dat hij achterzet.