achterblijver
- Geluid: achterblijver (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɑxtərˌblɛivər / (4 lettergrepen)
- ach·ter·blij·ver
- Naamwoord van handeling van achterblijven met het achtervoegsel -er [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | achterblijver | achterblijvers |
verkleinwoord | achterblijvertje | achterblijvertjes |
de achterblijver m
- iemand die blijft als anderen weggaan
- iemand die later dan de anderen ergens verschijnt, die achteraan komt en anderen op zich laat wachten
- kind dat in groei of ontwikkeling bij andere kinderen achterblijft
- boom of plant die het minder doet dan andere
- mannelijke vorm van achterblijfster
1.
- Het woord achterblijver staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achterblijver" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ achterblijver op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be