• ach·ter·blij·ver
enkelvoud meervoud
naamwoord achterblijver achterblijvers
verkleinwoord achterblijvertje achterblijvertjes

de achterblijverm

  1. iemand die blijft als anderen weggaan
  2. iemand die later dan de anderen ergens verschijnt, die achteraan komt en anderen op zich laat wachten
  3. kind dat in groei of ontwikkeling bij andere kinderen achterblijft
  4. boom of plant die het minder doet dan andere
100 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]