Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ab·sen·tia
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

absentia

  1. afwezigheid, alleen deel van de vaste verbinding in absentia

Gangbaarheid

56 % van de Nederlanders;
69 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Latijn

Zelfstandig naamwoord

absantia v

  1. afwezigheid
Verbuiging