abarrotar
- IPA: /a.βa.roˈtaɾ/
- a·ba·rro·tar
abarrotar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
abarrotar |
abarrotaba |
aborrotado |
volledig |
- overgankelijk volproppen (met), volstouwen
- betraliën, van tralies voorzien
- (scheepvaart) stuwen, stouwen