llenar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
llenar |
llenaba |
llenado |
volledig |
llenar
- lle·nar
- onovergankelijk volle maan worden
- overgankelijk vullen, vol maken, dempen
- vervullen (van een betrekking)
- bevredigen, voldoen
- bevruchten
- invullen, volschrijven
- overstelpen, overladen, volstoppen (met)