rellenar
stamtijd | ||
---|---|---|
infinitief | verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rellenar |
rellenaba |
rellenado |
volledig |
rellenar
- re·lle·nar
- overgankelijk
- (~ de/con) vullen met, bijvullen met
- (~ de/con) opvullen met, volproppen met, volstouwen met
- invullen (van formulier)
- (kookkunst)(~ de/con) farceren met, opvullen met
- ophogen, opvullen
- [5] elevar