• aarts·ar·chi·tect
enkelvoud meervoud
naamwoord aartsarchitect aartsarchitecten
verkleinwoord aartsarchitectje aartsarchitectjes

aartsarchitect m

  1. de belangrijkste oftewel hoogste architect, die uitzonderlijke opdrachten krijgt toegewezen
    • Vaag heb ik het gevoel dat we hier getuige zijn van de omkering van de 'Ruïnewet van Speer', Hitlers aartsarchitect die gebouwen strategisch ontwierp met het oog op hun vervallen uiterlijk tegen de tijd dat het Derde duizendjarige Rijk zou zijn afgelopen. [1]
  1. Sierksma
    , R. (1995). Tropisch Noorden: Een warm onthaal in het paradijs van onze oosterburen, p. 109. Uitg.: Delftse Universitaire Pers, ISBN 9040712069.