Nederlands

 
aardappelzak over de schouder van een vrouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • aard·ap·pel·zak
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord aardappelzak aardappelzakken
verkleinwoord aardappelzakje aardappelzakjes

Zelfstandig naamwoord

de aardappelzakm

  1. (voeding) (landbouw) (jute)zak waarin met aardappels kan vervoeren
     Tijdens de derde dodo-expeditie onderzochten de wetenschappers 65 aardappelzakken vol fosielrijk materiaal die vorig jaar tijdens een andere tocht werden gevonden. Het expeditieteam vond 54 dodobotten, die behoren tot minstens twee dodo’s.[2]
     Als kind begroef ze haar moeder in een massagraf. Een geschonken aardappelzak beschermde haar in de oorlogsdagen tegen de koude van de Oekraïense winter. Rita Schweibes: „Wij wilden blijven leven, want zo zijn we geschapen.”[3]
  2. (kleding) (pejoratief) lompe, vormeloze kleding voor dikke mensen
     Als we een model onze nieuwe collectie laten showen, laten we zien dat XXL-kleding niet saai en lelijk hoeft te zijn. Een groot shirt is allang geen aardappelzak meer, het is fashion."[4]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Verzameling botten van dodo’s ontdekt” (11 november 2008), Reformatorisch Dagblad
  3.   Weblink bron
    mr. Richard Donk
    “Rita Schweibes overleefde concentratiekamp in Oekraïne” (24 mei 2013), Reformatorisch Dagblad
  4.   Weblink bron
    Arjan te Bogt
    “Vroomshoops kledingbedrijf zoekt XXXXXXL-mode” (26-10-2017), Tubantia