aanvalsspel

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  aanvalsspel    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈaɱvɑlˌspɛl / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• aan·vals·spel

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  aanval zn  en  spel zn  met het invoegsel -s- 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	aanvalsspel	aanvalsspellen aanvalsspelen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het aanvalsspel o

1. (sport) manier waarop sporter of sportploeg in de aanval is

   ▸ Na rust had De Jong meer aandeel in het aanvalsspel: zo gaf hij een subtiel passje op Ferrán Torres, wiens voorzet vervolgens door een Mallorca-verdediger tegen de eigen paal werd gegleden.

   ▸ Maar Rybakina had dikwijls een antwoord op die offensieve tactiek. Rus slaagde er bovendien niet in haar aanvalsspel vast te houden (het aantal onnodige fouten nam toe) en kon niet op tegen de souplesse van de kwartfinaliste van 2021.

Afgeleide begrippen

• aanvalsspeler

Vertalingen

    1.   

Engels:

Gangbaarheid

• Het woord aanvalsspel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.