aantikken
- aan·tik·ken
- samenstelling van aan vz en tikken ww
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aantikken |
tikte aan |
aangetikt |
zwak -t | volledig |
aantikken
- (sport) overgankelijk iemand of iets even verplicht tikken
- (sport) overgankelijk de finishlijn halen; het net bereiken van een bepaalde waarde
- ▸ Sinds die ochtend stijgt het kwik en tegen de middag zal het naar verwachting de dertig graden aantikken.[1]
- Het woord aantikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aantikken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ “Onder buren” (2021), Ambo/Anthos uitgevers , ISBN 9789026356186
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be