aanstromen
- Geluid: aanstromen (hulp, bestand)
- aan·stro·men
- samenstelling van aan bw en stromen ww
aanstromen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
aanstromen |
stroomde aan |
aangestroomd |
zwak -d | volledig |
- van water of een andere vloeistof dat deze naar de spreker toestroomt
- ▸ Uit het dichtst van het bos, waar nog sneeuw lag, kwam het water nauwelijks hoorbaar in kleine, kronkelende beekjes aanstromen.[2]
- (figuurlijk) van een mensenmassa dat deze naar de spreker toestroomt; in grote aantallen aankomen
- (waterbeheer) door stromen een gat dichten
- [1] toestromen
- [2] aankomen, naderen, toestromen
1.
- Het woord aanstromen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.