• toe·stro·men
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
toestromen
stroomde toe
toegestroomd
zwak -d volledig

toestromen

  1. ergatief in groten getale of grote hoeveelheid naar iets toegaan
    • Het water kwam in grote hoeveelheden toestromen. 

de toestromenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord toestroom