• aan·slib·sel
enkelvoud meervoud
naamwoord aanslibsel aanslibsels
verkleinwoord aanslibseltje aanslibseltjes

het aanslibselo

  1. aangeslibde grond
    • Er kwam veel aanslibsel uit de havens. 
  2. (figuurlijk) ongewenste aanwas uit het verleden
    • Het was nodig dat de liturgie en de sacramentenbeleving werden bevrijd van veel aanslibsel uit het verleden. 
    • Het aanslibsel dat de cybernetici in de beleidswetenschap hebben achter- gelaten.