aanlooproute
- Geluid: aanlooproute (hulp, bestand)
- IPA: / ˈanlopˌrutə / (4 lettergrepen)
- aan·loop·rou·te
- samenstelling van aanlopen ww en route zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanlooproute | aanlooprouten aanlooproutes |
verkleinwoord |
- (figuurlijk) de voorbereidingsweg naar een bepaald doel
- ▸ Met een achtste plaats werd dat evenement op het olympische water van Tokio 2020 geen eclatant succes, maar Van Rijsselberghe hield wel een goed gevoel over aan de trip. Sterker, daags na de WK liet hij weten: ik ga door. Nog één keer naar de Spelen. Maar wel via een andere aanlooproute: minder vaak en minder lang van huis, een paar wedstrijden overslaan, later naar de wedstrijden ook.[1]
- reeks wegen die samen leiden naar een bestemming
- ▸ Plaatselijk kunstenaar Paul Eertman heeft zijn kunstwerken uitgestald bij zijn huis langs de aanlooproute naar de kunstmarkt. Een slimmigheidje om geen kraam te hoeven huren. „Dat bedrag is voor mij te hoog. Ik doe geen compromis aan de commercie. Op deze manier kan ik de bezoekers toch mijn werk laten zien”, zegt Eertman, die in de schaduw van een parasol een mooi plekje voor zijn huis heeft gevonden.[2]
1. groep wegen die samen leiden naar een bestemming
- Het woord aanlooproute staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Dankzij de oma's kan papa van Rijsselberghe nog op olympische missie” (17-02-2019), NOS
- ↑ Weblink bron Bert Hellegers“Drukte op kunstmarkt in Ootmarsum” (24-08-2019), Tubantia