• aan·leg·stei·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord aanlegsteiger aanlegsteigers
verkleinwoord aanlegsteigertje aanlegsteigertjes

de aanlegsteigerm

  1. (scheepvaart) steiger waar men aanlegt
    • We stapten uit ons bootje op de aanlegsteiger. 
     Ik wandel op blote voeten en in mijn oversized T-shirt de aanlegsteiger op en staar over het glinsterende meer, dat in de verte wordt omzoomd door heldergroene wilgen.[1]
     Hij kon gemakkelijk een boot nemen vanaf de privé-aanlegsteigers van Leicester House, soms in de kledij van een van zijn bedienden, en in het geheim naar Durham House komen.[2]
  1. “Het dossier” (2017), Luitingh-Sijthoff  , ISBN 9789021042503
  2. Victoria Holt
    “In de schaduw van de troon” (1978), Saga, ISBN 9788726484885