aankomend
- aan·ko·mend
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | aankomend | ||
verbogen | aankomende | ||
partitief | aankomends | - | - |
aankomend
- aanstaand
- Hij zou wel eens de aankomende voorzitter van onze vereniging kunnen zijn.
- Aanstaande woensdag komen mijn kinderen eten.
- ▸ Inspiratiebron: Europese Commissievoorzitter Von der Leyen noemt de Argentijn een inspiratiebron. "Hij inspireerde miljoenen mensen, ver buiten de katholieke kerk, met zijn bescheidenheid en pure liefde voor de minderbedeelden." Ook CDU-leider Merz, aankomend bondskanselier van Duitsland, zegt dat de paus herinnerd zal worden "vanwege zijn onvermoeibare inzet voor de zwaksten in de samenleving, voor rechtvaardigheid en verzoening".[1]
- opgroeiend
- Hij was een jong en veelbelovend aankomend talent.
[1] Aankomend minister van Buitenlandse Zaken.
- Het woord aankomend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aankomend" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑
Weblink bron “Bedroefde reacties op dood van paus: 'Miljoenen mensen geïnspireerd'” (21 april 2025), NOS
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be