aangelande
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: aangelande (hulp, bestand)
- IPA: / ˈaŋɣəˌlɑndə / (4 lettergrepen)
Woordafbreking
- aan·ge·lan·de
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aangelande | aangelanden |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (persoon) eigenaar van een stuk land dat grenst aan een bepaalde waterloop, dijk of weg
- (persoon) eigenaar van een aangrenzend stuk land
Synoniemen
- [2] aangeërfd
Verwante begrippen
Werkwoord
vervoeging van: | aanlanden… |
aangelande
Bijvoeglijk naamwoord
aangelande
- verbogen vorm van de stellende trap van aangeland
Gangbaarheid
- Het woord aangelande staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.