• aan·ga·pen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
aangapen
gaapte aan
aangegaapt
zwak -t volledig

aangapen

  1. overgankelijk dom en nieuwsgierig aanstaren
    • De actrice vind het vervelend als onbekenden haar blijven aangapen. 
  2. (figuurlijk) dreigend aanstaren van levenloze, openstaande dingen
    • Het lege graf gaapte ons aan. 
93 % van de Nederlanders;
89 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be