1. los onderdeel dat aangesloten op een stroombron via een USB-kabel de vereiste spanning en stroom levert aan een apparaat en de accu daarvan weer met energie vult

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • USB-la·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord USB-lader USB-laders
verkleinwoord USB-ladertje USB-ladertjes

Zelfstandig naamwoord

de USB-laderm

  1. (elektrotechniek) los onderdeel dat aangesloten op een stroombron via een USB-kabel de vereiste spanning en stroom levert aan een apparaat en de accu daarvan weer met energie vult
Schrijfwijzen
Synoniemen
Verwante begrippen
Opmerkingen
  • Omdat de afkorting "USB" steeds meer in het spraakgebruik voorkomt, is de spelling met kleine letters "usb" ook verdedigbaar geworden.[1]
  • De spelling is "USB-lader" met een koppelteken "-" vanwege spellingregel 6.H.

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen