Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: tiaTia


  • TIA
enkelvoud meervoud
naamwoord TIA TIA's
verkleinwoord - -

de TIAm

  1. (medisch) tijdelijk optredende verschijnselen van een beroerte door een korte onderbreking van de bloedtoevoer naar de hersenen
    • Toen de hond een paar uur later opeens begon om te vallen dacht Monique dat hij een TIA had of iets dergelijks. „Het leek wel of hij een fles wodka op had”, zegt ze. [2]
    • Of hebben zijn gezondheidsproblemen, onder meer een TIA, in de tijd dat Vinckx haar boek schreef, haar parten gespeeld? [3]
  • tia (opgevat als een ingeburgerd Nederlands woord)


enkelvoud meervoud
TIA TIAs

TIA

  1. (medisch) TIA, kortdurende beroerteverschijnselen

TIA

  1. (chattaal) bij voorbaat dank