Sonnenstrahl
- Son·nen·strahl
- Samenstelling van Sonne zn "zon" en Strahl zn "straal" met het invoegsel -n- , in gebruik sinds de 17e eeuw
Naar frequentie | 20458 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | der Sonnenstrahl | die Sonnenstrahlen |
genitief | des Sonnenstrahls | der Sonnenstrahlen |
datief | dem Sonnenstrahl | den Sonnenstrahlen |
accusatief | den Sonnenstrahl | die Sonnenstrahlen |
Sonnenstrahl, m
- (meteorologie) zonnestraal
- «26 Prozent der Sonnenstrahlen werden von Atmosphäre, Landflächen, Gewässern und Eismassen direkt reflektiert, sie werden also zurück ins All geworfen.»
- 26 procent van de zonnestralen wordt rechtstreeks gereflecteerd door de atmosfeer, landoppervlakken, watermassa's en ijsmassa's, d.w.z. het wordt terug de ruimte in geworpen.
- «26 Prozent der Sonnenstrahlen werden von Atmosphäre, Landflächen, Gewässern und Eismassen direkt reflektiert, sie werden also zurück ins All geworfen.»
- gefährliche Sonnenstrahlen
- beim ersten Sonnenstrahl