Schule
Niet te verwarren met: schule |
- IPA: / ˈʃuːlə /
- Schu·le
- Afkomstig van Middelhoogduits: schuol zn en schuole zn "school" ← Oudhoogduits: scuola zn "school" (9e eeuw) ← Latijn: schōla zn (6e eeuw) "school"
Naar frequentie | 576 |
---|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schule | die Schulen |
genitief | der Schule | der Schulen |
datief | der Schule | den Schulen |
accusatief | die Schule | die Schulen |
Schule, v
- (onderwijs) school
- «Man diskutierte die Probleme der Schule in der heutigen Zeit.»
- Men bespreekt de tegenwoordige problemen van de school.
- «Man diskutierte die Probleme der Schule in der heutigen Zeit.»
-
Eine Schule in Deutschland
Een school in Duitsland
- Zie Wikipedia voor meer informatie. (in het Duits)
- Schu·le
Schule
- vrouwelijk meervoud van Schul
- «Mir hen Rege un Wind grickt, die Schule waare zwee Daage zugemacht.»
- We hebben regen en wind gekregen en de scholen werden voor twee dagen gesloten.
- «Mir hen Rege un Wind grickt, die Schule waare zwee Daage zugemacht.»