• Schtu·dent
  • Afkomstig van het Middelhoogduitse woord  studente zn , dat aan het Latijnse deelwoord  studens ww  ontleend is, dat van het Latijnse werkwoord studere "streven, studeren" komt
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schtudent der Schtudent Schtudente die Schtudente
datief me Schtudent em Schtudent Schtudente de Schtudente
accusatief en Schtudent der Schtudent Schtudente die Schtudente

Schtudent, m

  1. (onderwijs) student
    «Myusick waar arrig wichdig fer mich as ich en Schtudent waar.»
    Muziek was erg belangrijk voor mij toen ik student was.