• Schnei·der
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schneider der Schneider Schneider die Schneider
datief me Schneider em Schneider Schneider de Schneider
accusatief en Schneider der Schneider Schneider die Schneider

Schneider, m

  1. (beroep), (kleding) kleermaker (mannelijke vorm)