tailor
enkelvoud | meervoud |
---|---|
tailor | tailors |
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to tailor |
he/she/it | tailors |
verleden tijd | tailored |
voltooid deelwoord |
tailored |
onvoltooid deelwoord |
tailoring |
gebiedende wijs | tailor |
- Geluid: tailor (VS) (hulp, bestand)
tailor
- (beroep), (kleding) kleermaker
tailor
- onovergankelijk als kleermaker werken
- overgankelijk op maat maken/snijden, aanpassen, bijwerken (v. kleren e.d.)
- overgankelijk kleren maken voor iemand