• Schlei·fe·rei
enkelvoud meervoud
nominatief die Schleiferei die Schleifereien
genitief der Schleiferei der Schleifereien
datief der Schleiferei den Schleifereien
accusatief die Schleiferei die Schleifereien

Schleiferei, v

  1. (het) slijpen
  2. (economie) slijperij
    «Die Schleiferei wurde auf seine Anordnung hin ins Hauptgebäude verlegt.»
    De slijperij werd op zijn bevel naar het hoofdgebouw verplaatst.