Schleiferei
- Geluid: Schleiferei (hulp, bestand)
- IPA: / ʃlaifəˈrai /
- Schlei·fe·rei
- Naamwoord van handeling van het Duitse zelfstandige naamwoord Schleifer met het achtervoegsel -ei, dat van het Duitse werkwoord schleifen komt
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | die Schleiferei | die Schleifereien |
genitief | der Schleiferei | der Schleifereien |
datief | der Schleiferei | den Schleifereien |
accusatief | die Schleiferei | die Schleifereien |
Schleiferei, v
- (het) slijpen
- (economie) slijperij
- «Die Schleiferei wurde auf seine Anordnung hin ins Hauptgebäude verlegt.»
- De slijperij werd op zijn bevel naar het hoofdgebouw verplaatst.
- «Die Schleiferei wurde auf seine Anordnung hin ins Hauptgebäude verlegt.»
- [2]: (verouderd) Schleifanstalt
- [2]: (verouderd) Schleiffabrik
- [2]: (historisch) Schleifmühle
- [2]: (verouderd) Schleifwerk
- [2]: Messerschleiferei