• Schlan·ge·wat·zel
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Schlangewatzel die Schlangewatzel - - - - - -
datief re Schlangewatzel der Schlangewatzel - - - - - -
accusatief en Schlangewatzel die Schlangewatzel - - - - - -

Schlangewatzel, v

  1. (plantkunde) een plant uit het taxonomische geslacht van de Rauvolfia   ("groenblijvende bomen en struiken")
  • gleeni Schlangewatzel
  • niddri Schlangewatzel
  • grossi Schlangewatzel
  • hochi Schlangewatzel
  • schwarzi Schlangewatzel