Rijksmunt
  • Rijks·munt
enkelvoud meervoud
naamwoord Rijksmunt
verkleinwoord

de Rijksmuntv / m

  1. instituut dat verantwoordelijk is voor de uitgave van muntgeld
    • Het setje werd in 1948 geslagen bij 's Rijksmunt in Utrecht. Het bevat bevat een cent, een stuiver, een dubbeltje en een kwartje in zilver, met de beeltenis van koningin Wilhelmina. In totaal werden er destijds 12 setjes gemaakt met deze munten die ter beoordeling werden voorgelegd aan leden van de Muntcommissie. [2] 
    • Daarnaast zorgen technologische ontwikkelingen ervoor dat we minder kapitaal nodig hebben. Voor het ‘slaan’ van een nieuwe munt hoeven we de Rijksmunt niet meer in te schakelen. De rekenkracht van een computer volstaat voor het mijnen van een Bitcoin. [3] 
    • Bouwkundig maakt het Van Hoogevest niet zo veel uit wat hij onder handen moet nemen: eeuwenoude kastelen, de Rijksmunt, het archief van de koningin of nieuwbouw van een moderne basisschool. [4] 
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. De Telegraaf 28 nov. 2014 Setje zilveren munten levert recordbedrag op
  3. De Telegraaf MARTINE HAFKAMP 07 nov. 2017 Column: Rente nog lang laag
  4. Reformatorisch Dagblad Wim Hulsman 24-12-2009 Van Hoogevest honderd jaar actief in kerkenbouw