• Ras·sel·schlang
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Rasselschlang die Rasselschlang Rasselschlange die Rasselschlange
datief re Rasselschlang der Rasselschlang Rasselschlange de Rasselschlange
accusatief en Rasselschlang die Rasselschlang Rasselschlange die Rasselschlange

Rasselschlang, v

  1. (reptielen) Crotalus horridus  , bosratelslang, ratelslang
    «Die mythical Reefschlang, so es gsaat waar, waar so lang wie en Rasselschlang odder en Schwatzschlang.»
    Van de mythische 'hoepelslang' wordt gezegd dat hij zou zo lang zijn als een ratelslang of een zwarte rattenslang.