Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: noord
  • Noord
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Noord Noords -
verkleinwoord - - -

het Noordo

  1. Noorden, als aanduiding van een gebied dat in het Noorden ligt; de precieze betekenis hangt af van de context
    «Ellen woont al heel lang in de binnenstad, maar ze is ooit in Noord geboren.»
    een stadsdeel
    «Als het gaat om de wereldhandel hebben Noord en Zuid elkaar nodig.»
    de meer ontwikkelde landen

Noord m[3]

  1. (toponiem: rivier) rivier in Zuid-Holland
    • De Noord is een druk bevaren rivier.