• (IPA in voorbereiding)
  • Kaap·se mus
enkelvoud meervoud
naamwoord Kaapse mus Kaapse mussen
verkleinwoord Kaaps musje Kaapse musjes

de Kaapse musv / m

  1. (zangvogels) Passer melanurus   een zangvogel uit de familie van mussen (Passeridae), gevonden in zuidelijk Afrika. Een middelgrote mus op 14-16 cm, het heeft opvallende veren, waaronder grote bleke hoofdstrepen bij beide geslachten. Zijn verenkleed is meestal grijs, bruin en kastanjebruin, en het mannetje heeft enkele opvallende zwart-witte aftekeningen op zijn hoofd en nek. De soort leeft in semi-aride savanne, gecultiveerde gebieden en steden, en strekt zich uit van de centrale kust van Angola tot oostelijk Zuid-Afrika en Swaziland. Drie ondersoorten worden onderscheiden in verschillende delen van het assortiment