• Je·hoe·diet
  enkelvoud
nominatief   Jehoediet  
genitief   Jehoediets  

Jehoediet v

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) meisjesnaam
    1. (religie) dochter van Beëri, vrouw van Esau (Gen. 26:34)
    2. vrouw die in een verhaal over een Assyrische belegering de Assyrische bevelhebber Holofernes doodt (Jud.; niet in de Tenach)
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) taal van het gebied van Juda (6x: 2 Kon. 18:26 +, Jes. 36:11 +, Neh. 13:24, 2 Kron. 32:18)