Harschharngeischt

  • Harsch·harn·geischt
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Harschharngeischt der Harschharngeischt - - - - - -
datief me Harschharngeischt em Harschharngeischt - - - - - -
accusatief en Harschharngeischt der Harschharngeischt - - - - - -

Harschharngeischt, m, geen meervoud

  • (scheikunde) een vloeistof verkregen door destillatie met behulp van hertenhoornzout en andere stoffen