En Gnoddel
Een knoedels


  • Gnod·del
  • Misschien afkomstig von het Duitse dialectwoord 'Knüddel' "knoop"
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Gnoddel der Gnoddel Gnoddel die Gnoddel
datief me Gnoddel em Gnoddel Gnoddel de Gnoddel
accusatief en Gnoddel der Gnoddel Gnoddel die Gnoddel

Gnoddel, m

  1. brokje, klompje
  2. klomp, kont
  3. een stevige persoon
  4. drol, poep
  5. een vaste ronde klomp drol van veel dieren