Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Gno·che·gaul
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Gnochegaul der Gnochegaul Gnochegeil die Gnochegeil
datief me Gnochegaul em Gnochegaul Gnochegeil de Gnochegeil
accusatief en Gnochegaul der Gnochegaul Gnochegeil die Gnochegeil

Zelfstandig naamwoord

Gnochegaul, m

  1. (zoötomie) een skelet van een paard
  2. (dierkunde) een versleten paard
Opmerkingen