Gambiaans
- Gam·bi·aans
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Gambiaans | Gambiaanser | Gambiaanst |
verbogen | Gambiaanse | Gambiaansere | Gambiaanste |
partitief | Gambiaans | Gambiaansers | - |
Gambiaans
- (demoniem) op Gambia betrekking hebbend
Demoniemen bij Gambia in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Gambiaan • inwoonster: Gambiaanse • bijvoeglijk: Gambiaans |
1.
- Het woord Gambiaans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.