• Gae·lic
enkelvoud bezitsvorm meervoud
naamwoord Gaelic - -
verkleinwoord - - -

het Gaelico

  1. geen meervoud (taal) Gaelisch
    1. verzamelterm voor de Keltische talen die afstammen van het Oudiers (Iers, Schots-Gaelisch, Manx en Shelta)
    2. in het bijzonder: Schots-Gaelisch, de Keltische taal die in het westen van Schotland wordt gesproken
       Deze ‘Pogue Mahone’ (‘kiss my arse’ in Gaelic) leek sprekend op de ‘The Dude’ uit de film ‘The Big Lebowski’ met zijn relaxte houding en opvallende charisma.[1]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  


  • afgeleid van Gael met het achtervoegsel -ic

Gaelic

  1. van of met betrekking tot de Keltische bewoners van Ierland, Scholtland en het eiland Man
  2. van of met betrekking tot het Gaelisch
enkelvoud meervoud
naamwoord Gaelic -
verkleinwoord

Gaelic

  1. (taal) Gaelisch