Nederlands

  Niet te verwarren met: dominicaan
Uitspraak
Woordafbreking
  • Do·mi·ni·caan
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord Dominicaan Dominicanen
verkleinwoord Dominicaantje Dominicaantjes

Zelfstandig naamwoord

de Dominicaanm

  1. (demoniem) een inwoner van Dominica, of iemand afkomstig uit Dominica
  2. (demoniem) een inwoner van Dominicaanse Republiek, of iemand afkomstig uit Dominicaanse Republiek
Verwante begrippen
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid