Congolees
- Con·go·lees
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Congolees | Congolezen |
verkleinwoord | Congoleesje | Congoleesjes |
de Congolees m
- (demoniem) inwoner van Congo, of iemand afkomstig uit Congo
- ▸ Zelf beschreef hij zich het liefst als een selfmade man, een Congolees die naam maakte als zakenman en fervent verzamelaar van Afrikaanse kunst met meer dan drieduizend stukken in zijn collectie.[1]
- Kongolees (officiële spelling tot 2006)
Demoniemen bij Congo in het Nederlands | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
inwoner: Congolees • inwoonster: Congolese • bijvoeglijk: Congolees |
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | Congolees | Congoleser | Congoleest |
verbogen | Congolese | Congolesere | Congoleeste |
partitief | Congolees | Congolesers | - |
Congolees
- (demoniem) op Congo betrekking hebbend
- ▸ Ook uit andere koloniën afkomstige cultuurgoederen komen in aanmerking voor teruggave. Mwazulu Diyabanza nam daar alvast een voorschot op door zijn symbolische actie waarbij hij een Congolees beeldje meenam uit het Afrika Museum in Berg en Dal: „Je vraagt een dief niet om toestemming om terug te nemen wat hij heeft gestolen.”[2]
- partitief van de stellende trap van Congolees
- Dat is iets Congolees...
- Kongolees (officiële spelling tot 2006)
- Congolese bonte tok, Congolese frank, Congolese honingzuiger, Congolese rupsvogel, Congolese slangenarend
- Het woord Congolees staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Bram Vermeulen“Sindika Dokolo (1972-2020): ‘selfmade man’ die rijk werd met Angolees geld” (12 november 2020) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Evelien Campfens“Teruggave van roofkunst is niet slechts een ethische kwestie” (16 oktober 2020) op nrc.nl