Pennsylvania-Duits

Uitspraak
Woordafbreking
  • Brie·der·fescht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud
(onbepaald)
enkelvoud
(bepaald)
meervoud
(onbepaald)
meervoud
(bepaald)
nominatief en Briederfescht es Briederfescht Briederfeschde die Briederfeschde
datief me Briederfescht em Briederfescht Briederfeschde de Briederfeschde
accusatief en Briederfescht es Briederfescht Briederfeschde die Briederfeschde

Zelfstandig naamwoord

Briederfescht, o

  1. (religie) een jaarlijkse dienst voor mannen en jongens (van Evangelische Broedergemeente (Unitas Fratrum), Moravische broeders of Boheemse Broeders)

Meer informatie

Opmerkingen