Albaniër
- Al·ba·ni·er
- [1], [2] afgeleid van Albanië met het achtervoegsel -er
- [2] met het achtervoegsel -er gevormd uit Latijn Albani mv
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Albaniër | Albaniërs |
verkleinwoord |
de Albaniër m
- (demoniem) inwoner van de republiek Albanië, of iemand afkomstig uit Albanië in de Balkan
- ▸ Hij houdt van Albanië. De mensen zijn er vriendelijk en echt veel warmer dan in West-Europa. Het weer is goed, de stranden zijn mooi en het landschap prachtig. Hij is er trots op Albaniër te zijn.[1]
- (demoniem) (geschiedenis) iemand uit het historische rijk Albanië in de Kaukasus, tegenwoordig het westelijk deel van Azerbeidzjan
- ▸ Pas in later eeuwen zouden zij hun tegenzin in de sacramenten van doop, biecht en eucharistie afleggen: ze bezaten toen dochterkerken door heel Armenië, versterkt door dezelfde Albaniërs uit de Kaukasus, die zich vroeger al bij de Paulicianen hadden aangesloten.[2]
- (geschiedenis) inwoner van Alba Longa, een stadstaat die een rol speelt in de vroegste geschiedenis van Rome
1. zie: Albanees
- Het woord Albaniër staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron Sheila Kamerman“Teruggestuurd naar het land zonder kansen” (23 september 2016) op nrc.nl
- ↑ Weblink bron Theun de Vries“Ketters. Veertien eeuwen kettergeloof, volksbeweging en kettergericht.” (1982), Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam, ISBN 9021486563, p. 155 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren
- ↑ Weblink bron Georg Friedrich Wiedemann“Handboek der algemeene wereldgeschiedenis, Deel 1”, 2e druk (1836), J.J. Arkesteyn en Zoon,, p. 520