Afrikaanse baardvogels
- (IPA in voorbereiding)
- Afri·kaan·se baard·vo·gels
- verbinding van Afrikaanse en baardvogels
- Afrikaanse baardvogel zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | Afrikaanse baardvogels | |
verkleinwoord |
de Afrikaanse baardvogels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord Afrikaanse baardvogel
- meervoudsvorm als officiële benaming (spechtvogels) Lybiidae een vogelfamilie uit de orde van spechtvogels. De familie telt 43 soorten. Afrikaanse baardvogels vormen een aparte familie die samen met de Aziatische en Amerikaanse baardvogels behoren tot dezelfde orde
- [2] bruinborstbaardvogel, Chaplins baardvogel, D'Arnauds baardvogel, diadeembaardvogel, dubbeltandbaardvogel, gebandeerde baardvogel, geelborstbaardvogel, geelkeelketellapper, geelkopbaardvogel, geelparelbaardvogel, geelrugketellapper, geelsnavelbaardvogel, geelstuitketellapper, geelvlekbaardvogel, geelvoorhoofdketellapper, gespikkelde ketellapper, grijskeelborstelneus, groene ketellapper, kaalkopbaardvogel, Kaapse baardvogel, kuifbaardvogel, miombabaardvogel, olijfkleurige ketellapper, Pels borstelneus, rood-gele baardvogel, rood-zwarte baardvogel, roodbuikbaardvogel, roodstuitketellapper, roodvoorhoofdketellapper, roodwangbaardvogel, rouwbaardvogel, Sladens borstelneus, usambirobaardvogel, vuurkopbaardvogel, Whytes baardvogel, witborstketellapper, witkopbaardvogel, witoorbaardvogel, witsnorketellapper, zwartbandbaardvogel, zwartborstbaardvogel, zwarthalsbaardvogel, zwartkopbaardvogel
- Het woord 'Afrikaanse baardvogels' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.