• 70-ja·rig
  • samenstellende afleiding van 70 en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen 70-jarig
verbogen 70-jarige
partitief 70-jarigs

70-jarig

  1. 70 jaren durend
    • Gedurende dit 70-jarig tijdperk heerste er vrede. 
  2. met de leeftijd van 70 jaar
    • Bij de brand viel helaas een 70-jarig slachtoffer.