• ze·ven·tig·ja·rig
stellend
onverbogen zeventigjarig
verbogen zeventigjarige
partitief zeventigjarigs

zeventigjarig

  1. 70 jaren durend
     Scouting Titus Brandsma in in het verleden ontstaan door fusies en samenwerkingen van drie lokale scoutinggroepen: de Paulusgroep, Tarcisiusgroep en de St. Agnesgroep. De laatste werd in 1945 opgericht en is daarmee de eerste scoutinggroep in Oldenzaal. Vandaar dat het komende jaar het zeventigjarig bestaan kan worden gevierd.[2]
     In de Noord-Koreaanse hoofdstad Pyongyang is zaterdag een militaire parade ter viering van het zeventigjarig bestaan van de regeringspartij Arbeiderspartij van Korea. Leider Kim Jong-un van het stalinistische land is aanwezig op het Kim Il-sung-plein.[3]
  2. met de leeftijd van 70 jaar
    • Bij de brand viel helaas een zeventigjarig slachtoffer. 
  3. na een periode van 70 jaar
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Jubileumjaar voor Scouting Titus Brandsma Oldenzaal” (08-01-2015), Tubantia
  3.   Weblink bron “Noord-Korea viert verjaardag met parade” (10-10-2015), Tubantia