Huidig
bestand
13
  • -noom
enkelvoud meervoud
naamwoord -noom -nomen
verkleinwoord -noompje -noompjes

-noom [1]

  1. m ter vorming van zelfstandig naamwoorden die te maken hebben met deskundigen op een bepaald gebied (aangegeven door -nomie)
  2. m ter vorming van zelfstandig naamwoorden die een apparaat aangeven betrekking hebbend op het grondwoord zoals metronoom
  3. bijvoeglijk naamwoorden zoals autonoom, heteronoom
  4. m zelfstandig gebruik van bijvoeglijk naamwoorden zoals polynoom
  • voor woorden die te maken hebben met gezwellen zie -oom