• IPA: /ɡrɐˈnat/
  • гра-на́т
enkelvoud meervoud
nominatief грана́т грана́ты
genitief грана́та грана́тов
datief грана́ту грана́там
accusatief грана́т грана́ты
instrumentalis грана́том грана́тами
locatief грана́те грана́тах

гранат m

  1. (bloemplanten) Punica granatum   granaatappel, granaatappelboom
  2. (fruit) granaatappel
  3. (mineraal) granaat
  • Latijnse transcriptie: granat