Een granaatappelboom.
  • gra·naat·ap·pel·boom
enkelvoud meervoud
naamwoord granaatappelboom granaatappelbomen
verkleinwoord granaatappelboompje granaatappelboompjes

de granaatappelboomm

  1. (bloemplanten) Punica granatum  , een tot zes meter hoge struik uit de kattenstaartfamilie (Lythraceae) dan wel de familie Punicaceae (orde is in revisie) met lange, doornige takken
    • De eerste afbeeldingen van de granaatappelboom zijn gevonden op grafschilderingen van de Egyptenaren van 2500 voor Christus.