Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zund·gat
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zundgat zundgaten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zundgato

  1. (militair) (geschiedenis) opening aan de achterkant van een stuk geschut voor de ontsteking van de springstof achter de kogel
    • Twee man lagen over het kanon heen, de levenloze hand van een hulpkanonnier gleed met een brandend lont langs het zundgat. Het schot ging af en met grote vaart schoot het zware geschut achteruit, alles en iedereen verpletterend in zijn ongeremde vaart. [1]
Synoniemen

Gangbaarheid

19 % van de Nederlanders;
10 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen