Nederlands

 
zonnekanon
Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ne·ka·non
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnekanon zonnekanonnen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het zonnekanono

  1. apparaat met sterke uv-lampen dat men kan gebruiken om snel bruin te worden, ook als de zon niet schijnt
     Binnen stuiten we op veel meer pluspunten. Er is een zwembad, een sauna en een zonnekanon. De gezellig ingerichte bar nodigt uit om het laat te maken.[1]
     Op de hoesvan Sexor staat hij afgebeeld met een zorgvuldig getrimde baard en dito matje in de nek en een teint die veelvuldig gebruik van het zonnekanon doet vermoeden.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron
    WIL THIJSSEN
    “BED EN ONTBIJTRUINEN (DRENTHE)” (2 juli 2011), de Volkskrant
  2.   Weblink bron
    Jeroen Junte
    “'Ik ben heel jaloers op Nelly'” (2 februari 2006), de Volkskrant