• zon·ne·cul·tus
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnecultus zonnecultussen
zonneculten
verkleinwoord

de zonnecultusm

  1. (religie) religie waarin men de zon vereert
     Achnaton, farao van de achttiende dynastie, leidde Egypte in de veertiende eeuw voor Christus. Zijn heerschappij werd gekenmerkt door een poging tot de invoering van het monotheïsme met de zonnecultus van Aton. DNA-onderzoek heeft uitgewezen dat hij de vader was van farao Toetanchamon.[2]
     De tempel van Seostris was aan de zonnecultus gewijd. Gabolde ging daarom bij zijn onderzoek naar de precieze stichtingsdatum uit van de zonnekalender, en hield daarbij rekening met de veranderingen in de positie van de aardas. Op basis van gegevens van het bouwwerk zelf berekende hij aldus dat de bouw op 21 december 1946 voor Christus om half zeven begonnen is.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    mtm
    “Archeologen doen twee belangrijke ontdekkingen in Egypte” (06/02/2014), De Standaard
  3.   Weblink bron “Egyptoloog stelt stichtingsdatum Karnak vast” (15 april 1996), de Volkskrant